Impact!

Het Interview

A
l
s
 
h
e
t
 
f
l
i
n
k
 
w
a
a
i
t
,
 
m
o
e
t
 
j
e
 
h
a
r
d
e
r
 
t
r
a
p
p
e
n

Peter Linders gaat in gesprek met Erik Ronnes
Innovatie
Duurzame steden
Leven op het land
Partnerschap

Een gesprek met:

Erik Ronnes
Erik Ronnes

Gedeputeerde Ruimte en Wonen Provincie Noord-Brabant

Peter Linders
Peter Linders

Peter Linders - Partner van Kwartiermakers in de Bouw en lid van Uptempo!

Peter Linders gaat in gesprek met Erik Ronnes, gedeputeerde Ruimte en Wonen bij de provincie Noord-Brabant. Over de rol van de provincie als regisseur van de versnellingstafel, de mogelijkheid om een persoonlijke stempel op het beleid te drukken en de verschillen tussen Den Haag en Brabant. “Den Haag mag best wat meer oog voor de regio hebben.”

Als CDA-kamerlid stond Ronnes vooral bekend om de inhoudelijke voorstellen die hij via vele moties voor elkaar kreeg. Ook in het huidige beleid ziet hij veel dingen gebeuren die hij destijds als kamerlid op de rol wist te zetten. “Op internet houd ik bij welke artikelen er verschijnen die met mij te maken hebben. Dan komen er af en toe kamerstukken voorbij waarin verwijzingen zijn naar moties van mijn hand. Dat is leuk om te constateren.”

Het gesprek heeft plaats een paar dagen voor carnaval. Voor zowel Linders als Ronnes is carnaval een bekend volksfeest waar zij ieder graag op hun eigen manier aan deelnemen.

U heeft ooit de reis van Brabant naar Den Haag gemaakt, en bent vervolgens weer teruggekeerd. Hoe belangrijk is het voor u om in die sfeer van carnaval te zitten?

“Het voelt heel erg fijn. Ik woon zelf in Boxmeer; een plaats met veel tradities zoals het metworstrennen en de lichtjesintocht. Dat zijn grote happenings waarbij je de saamhorigheid in de gemeenschap goed kunt voelen. Daar doe ik dan ook graag aan mee. Het verschil met Den Haag is dat dáár de Kamerweek tijdens carnaval gewoon door gaat.”

Helpt het feit dat u daar de weg weet om innovaties en provinciale economische bedrijvigheid beter te framen en in Den Haag onder de aandacht te brengen?

“Dat help zeker. De meeste bewindspersonen en mensen van de ambtelijke staf ken ik nog vanuit mijn Kamertijd. Daar kan ik mijn voordeel mee doen. Het ambtelijk beleidsterrein, Ruimte en Wonen waar ik hier verantwoordelijk voor ben, had ik ook als Kamerlid. Ik kom dus veel oude bekenden tegen. Dat houdt overigens niet in dat ik voorgetrokken word; maar het helpt zeker om zaken op een juiste manier te adresseren.” En dat doen Ronnes en zijn collega's met succes. “Recentelijk hebben we 1,3 miljard naar Brabant weten te halen met de MIRT-gelden (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport), en hebben we een flinke zak geld naar de provincie gehaald met de woningbouwimpuls. Het gaat niet zozeer om het geld, maar wel om bepaalde zaken op het gebied van ruimtelijke inrichting en woningbouw in Brabant in beweging te krijgen.”

Welke persoonlijke inbreng hebt u als gedeputeerde om dergelijke deals naar Brabant te halen?

“We zitten via het bestuurlijk overleg MIRT aan tafel met het ministerie namens Brabant, samen met een aantal kartrekkers van de gemeente Eindhoven en Tilburg die de grote sterke regio’s vertegenwoordigen. Recentelijk hebben we besloten om een entiteit op te richten samen met de gemeente Eindhoven voor het gebied Fellenoord in het centrum rondom het station. Daar moeten zo’n 7000 woningen gaan landen. Als provincie zijn we voor 50 procent partner in deze entiteit en hebben we voor dit project, vanuit het overleg, zo’n 85 miljoen binnengehaald.”

Er is een landelijke versnellingstafel ingezet door minister Hugo de Jonge, en er ligt een provinciale rol om de versnellingstafel te regisseren. Wat is er nodig om goed los te komen in Noord-Brabant?

“In Brabant moeten we tot 2030 zo’n 130.000 woningen realiseren. Dat zijn er 14.000 per jaar. Vorig jaar hebben we er 13.800 gerealiseerd. We laten dus zien dat het kan, maar eigenlijk denk ik dat het uiteindelijk niet genoeg is en dat we nóg hoger in moeten zetten. Hugo de Jonge gebruikt altijd de beeldspraak; 'als het flink waait en je fietst tegen de wind in, dan moet je harder trappen'. Nietsdoen is inderdaad geen optie. We moeten zorgen dat die woningproductie op gang blijft en daar alles voor in het werk stellen. We hopen op 9 maart met alle vier de regio’s in het bijzijn van de minister de woondeals te tekenen. Dat is een bijzonder moment omdat we zo met 56 gemeenten de handen ineen kunnen slaan om die woondeals ook echt beet te pakken. Dan heb je recht van spreken, en kun je tegen de minister zeggen; 'wij committeren ons voor de aantallen, als jij ons helpt als dat nodig is op het gebied van geld, regels of doorzettingskracht'.”

Kunt u als gedeputeerde daadwerkelijk impact te maken?

“We zijn nog lang niet klaar, maar ik heb wel het gevoel dat we de afgelopen drie jaar echt het verschil hebben kunnen maken. We hebben niet alleen al veel woningen gerealiseerd, maar ook voor de komende vijf jaar al 80 procent harde bestemmingsplannen op papier staan. We hebben echt een enorme inhaalslag gemaakt. Is het voldoende? Nee, de bevolking van Brabant is het afgelopen jaar met meer dan 30.000 inwoners gestegen. Dan heb je aan 14.000 woningen per jaar nog steeds niet genoeg.”

De bouwsector kan bijdragen door verdienmodellen te creëren zodat het principe ook gaat renderen. Het gaat pas goed werken als het zichzelf terugverdient

Het aantal actoren bij gebiedsontwikkeling is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Partijen hebben elkaar nodig, maar de samenwerking verloopt vaak stroef met grote vertraging als gevolg. Wat is de rol van de provincie hierbij en aan welke knoppen moeten worden gedraaid?

“Als we willen versnellen moeten alle partijen elkaar daarbij helpen. Door met elkaar aan tafel te gaan zitten, open kaart te spelen, samen te inventariseren welke oplossingen er zijn voor problemen en met elkaar de benodigde woningen te realiseren. Daar is echt iedereen voor nodig: van de provincie tot corporaties, van bouwers en mensen met grondposities tot particuliere investeerders. De knop ligt bij ons allemaal. Samen moeten we realistisch kijken met welke plannen we impact kunnen maken. Zo stellen we binnen de flexpoolregeling voor gemeentes geld beschikbaar voor projecten die met deze extra bijdrage naar voren gehaald kunnen worden. Gemiddeld levert dit een versnelling van zo’n 15 maanden per project op. Voor gemeentes met een geschikte locatie voor flexwonen hebben we een snelloket ingericht met één nummer en e-mailadres waar zij hun meest veelbelovende plannen direct kunnen laten screenen. Ook dat scheelt tijd.”

Welke kansen ziet u als het gaat om de combinatie van tijdelijke woningbouw en biobased bouwen?

“We moeten zaken zien te combineren. Flexwonen is een tijdelijkheid en je wilt natuurlijk niet dat je woningen van een bedenkelijke kwaliteit bouwt. Zodat je over vijftien jaar zegt; wat moeten we met die materialen? We moeten de woningen nu inzetten voor een woonfunctie en ze vervolgens opnieuw inzetten voor een verlengde wooncarrière door ze na 15 jaar op te waarderen, of ze helemaal strippen en de materialen hergebruiken. Biobased kan voor de agrarische sector een nieuw businessmodel zijn door met het verbouwen van de juiste producten de bouwketen te faciliteren. Er zijn op dat gebied in Brabant al verschillende initiatieven. Dat is een goede ontwikkeling die ik waar mogelijk stimuleer. De bouwsector kan bijdragen door verdienmodellen te creëren zodat het principe ook gaat renderen. Het gaat pas goed werken als het zichzelf terugverdient.”

Is een gedeputeerde in staat om tijdens een bestuursperiode een stempel te drukken op beleid en uitvoering?

“Dat lukt zeker. Als ik naar de woningmarkt kijkt, ben ik nog lang niet tevreden: ik denk dat er nog wel een tandje bij mag. Maar als je ziet waar we vandaan komen en waar we nu staan doordat we de gemeenten echt meekrijgen, dan is dat een mooie ontwikkeling. Op het gebied van nieuwe woonvormen, zoals de transformatie van binnenstedelijke gebieden die we samen met de gemeentes oppakken en waarin we risicodragend participeren, kun je echt spreken van een groot succes. Op dit moment en ook de komende jaren wordt er in de provincie 70 procent binnenstedelijk en 30 procent buitenstedelijk gebouwd. Op beide vlakken is er nog veel te doen. Ik ben blij dat we als provincie nu steeds meer de regie op de woningmarkt en het ruimtelijk domein krijgen. We worden meer in onze kracht gezet, dus de provincies doen er echt toe de komende periode.”

Minister Hugo de Jonge heeft plotseling echt andere dingen te doen en hij belt u om zijn taken over te nemen. Wat worden uw speerpunten voor de eerste honderd dagen?

“We moeten nu echt zorgen dat de lijn van versnelling op de woningmarkt doorgaat. Externe marktomstandigheden kunnen we moeilijk beïnvloeden, maar zorg dat we de drempels met elkaar blijven beslechten. Ik denk dat je er als minister ook echt moet zijn als gemeenten en provincies om hulp vragen. Door scherp te kijken naar wat er op die plekken nodig is om die woningproductie op gang te krijgen. En zorgen dat die woningen ook betaalbaar zijn.”

Als we het hebben over Impact maken vanuit persoonlijk perspectief, wat zou dan uw definitie daarvan zijn?

“Slagkracht om te komen tot je doelen in uitvoering. Ik denk dat wij in de politieke zin erg goed zijn in het bedenken van plannen en beleidsnotities. Maar kijk nu eens naar de kinderopvangtoeslag, de aardbevingen in Groningen, de woningbouw en het stikstofdossier; we spreken er heel veel over maar in de uitvoering blijft het achter. We moeten ons als politiek en bestuur echt inzetten om die uitvoeringskracht ook in volle glorie te laten zien. Gemeenten en provincies die er in slagen om stappen te zetten; die maken impact. Niet door een extra notitie te maken, maar door te zorgen dat er echt iets gebouwd wordt. En dan natuurlijk het liefst in Brabant.”

En toen begon het toch te waaien

Het interview tussen gedeputeerde Ronnes en Peter Linders vond enkele weken geleden plaats. Nadat het interview was uitgewerkt werd het nieuws bekend gemaakt dat de provincie voorlopig stopt met het verlenen van vergunningen die leiden tot extra stikstofuitstoot in Natura 2000-gebieden. Dit betekent echter niet dat de woningbouw per direct stil komt te liggen.

De provincie geeft hierover de volgende toelichting;

“Momenteel staan er veel projecten in aanbouw en wordt dit jaar een groei van de Brabantse voorraad verwacht van tussen de 10.500 en 11.000 woningen, exclusief een aantal flexwonenprojecten die in ontwikkeling zijn. Daarnaast zijn er de afgelopen tijd ook nog de nodige bouwvergunningen verleend. Die projecten kunnen doorgaan, net zoals veel (kleine) woningbouwprojecten.

Voor de wat langere termijn moeten vooral voor de grotere projecten de consequenties nog duidelijker worden. Dit is o.a. afhankelijk van de berekeningen, de methode van bouwen, de omvang en ligging van het betreffende woningbouwplan ten opzichte van stikstofgevoelige Natura2000-gebieden. Als er (te grote) effecten zijn kan worden gekeken of deze gereduceerd kunnen worden door elektrificatie of innovatie in het bouwproces en materialen. Op dit moment liggen er circa 100 vergunningaanvragen in het kader van de Wnb bij de omgevingsdienst. Slechts 2 van deze 100 aanvragen hebben betrekking op een woningbouwproject die dus (mogelijk) stil komt te liggen.

Het is van belang ook de komende tijd woningbouwplannen en -projecten te blijven ontwikkelen. Naast stikstof liggen er bij woningbouw immers vaak nog tal van andere uitdagingen. In de huidige projecten die stil 'lijken' te komen liggen door stikstof, zitten vaak ook nog andere vraagstukken die 'opgelost' moeten worden zoals betaalbaarheid, landschappelijke inpassing, geur, grondverwerving, water etc. Daar kan in deze projecten volop op worden doorgepakt, zodat - als we straks weer uit de stikstofimpasse zijn – deze woningbouwprojecten kant en klaar op de plank liggen en de schop snel de grond in kan. Hierin spelen de regionale woondeals een belangrijke rol. De versnellingstafels die worden opgestart kunnen juist gebruikt worden om knelpunten te onderkennen en naar oplossingen te werken.”

Lees meer artikelen:

Vorig artikel

Persoonlijke drive